Heb hier al eens antwoord op gegeven in een ander topic
Lees wel het blok onder jouw RSV is bijna identiek aan die van een Tuono....
Copy-paste....
Veel leesplezier!!!
toen ik van mijn r6 afkwam, en mijn eerste Tuono kocht, maakte ik mij in het begin ook een beetje zorgen om het lawaaierige rotaxblok.
Na veel tests lezen in gerenomeerde motorbladen, maak ik me er niet meer druk om. het rotaxblok dat onder de rsv/tuono/falco ligt, is nu eenmaal lawaaiiger dan een japanse 4-cilinder, het tikt,rammeld rochelt enz.....je zou bijn adenken dat je blok in de soep aan het lopen is.... Het is een ijzersterk blok met een geweldige reputatie, het heeft zich al lang en breed als betrouwbaar bewezen.
Nu moet ik wel zeggen dat het"nieuwe" blok wel iets soepeler loopt, maar ook dat hoor je nog steeds. denk maar zo, dat in jouw geval je een motorblok onder je motor hebt liggen al 6 a 7 jaar "doorontwikkeld is........
Enne je moet een Ducati aans stationair horen draaien.... is een appie heilig bij.
Lees het onderstaande maar eens, komt uit een test van de Tuono in de promotor, heb je mischien wat meer rust
"APRILIA MILLE
TUONO
Wie kiest voor het blok dat bij Rotax in
Oostenrijk gemaakt wordt, maakt (hopelijk) een
bewuste keuze: het blok tikt, rammelt, gorgelt,
kleppert, blubbert, bokt en produceert heel veel
bijgeluiden. Je zou zweren dat je voor de laatste
keer de straat bent opgegaan, maar de
praktijk heeft allang uitgewezen dat deze blokken
erg betrouwbaar zijn. Meer aandacht hoort
uit te gaan naar de manier waaróp de V-twin zijn
werk doet; het leent zich bepaald niet voor een
laagtoerige behandeling. Zo kun je bijvoorbeeld
in de vierde versnelling beter niet onder de 3000
tpm zakken en in zijn zes is 4000 tpm het laagst
echt verantwoordelijke. Het tekent het karakter
van dit blok, maar betekent ook dat je op het
toerental moet letten om ervoor te zorgen dat je
onder alle omstandigheden in de juiste versnelling
zit. Dat resulteert in veelvuldig koppelen en
schakelen en laten die handelingen nou net niet
de sterkste punten van deze Aprilia zijn. Het
koppelen gaat vrij zwaar en het aangrijppunt is
kort. Het onderdeel veerknijpen om de onderarmspieren
te ontwikkelen wordt hierdoor vervangen.
Opschakelen gaat ietwat zwaar, maar
doeltreffend en zonder te haken. Het terugschakelen
gaat onvermijdelijk gepaard met het
overwinnen van een weerstandspunt en een
harde klak. Tezamen met vrij veel speling in de
transmissie wordt het soepel door de versnellingen
heen schakelen een lastige klus. Niet
goed, maar het strookt wel aardig met het
woeste en ruige van de Aprilia als streetfighter.
Dat laatste geldt dan weer niet voor het in zijn
neutraal zetten bij stilstand: bijna onmogelijk.
Menno grapt: ‘Gegarandeerd binnen tien minuten
in zijn vrij te krijgen, alhoewel je beter de vijl
nog even door de bak kunt halen’. Duurt wel
wat langer dan tien minuten. Kún je de Italianen
deze minpunten vergeven, dan blijft er een ver-
schrikkelijk mooi, fijn en krachtig blok over.
Onder oorstrelend geroffel daver je al dan niet
volgas vanuit de bocht op je volgende bocht
annex vijand af. Die rijwieltechnisch gezien
helemaal geen vijand, maar juist een vriend
blijkt te zijn. Daarover later meer. Het licht terug
getunede RSV Mille blok draait met het grootste
plezier naar de begrenzer (10.500 tpm op de
teller), heeft de meeste ‘punch’ van de drie,
brult, schreeuwt en giert het uit, zeker boven de
6000 tpm. In het geluidsgeweld van de Aprilia
schreeuwt Menno: ‘Leve de tweecilinder. Grote
stappen, snel thuis.’ Om je vervolgens af te vragen
wat je daar moet doen…"
Niet teveel zorgen over maken,rijd nu al weer 4 jaar Tuono, en blokken hebben altijd die genoemde bijgeluiden gemaakt, liepen allebei als een zonnetje

Groeten,Erik
